Ook later op de avond kan een lichte lunch smaken. Het recept is: eet uw John Denver luchtig en tongue in the cheek. Dat vergt wat acrobatiek waar de vier vrouwen op het podium - die een fanclubje van de zanger neerzetten - in slagen. Vriendelijke spot over de saaie ster en iets te enthousiast fandom, maar in ieder geval grappig en goed gezongen.
Een smakelijk tussendoortje, zou ik zeggen.
Niet dezelfde recensie van mij, maar die van mijn metgezel die avond, Olga B. Cid:
Overdaad schaadt niet.
De voorstelling die ik afgelopen donderdag heb gezien in het kader van het programma de internationale keuze van de Rotterdamse Schouwburg, achtervolgt me, in positieve zin, nu, drie dagen later nog en zal dat blijven doen, weet ik.
La historia de Ronald el payaso de Mc Donald (Het verhaal van Ronald, de clown van Mc Donald) is vleesrijk (om maar eens een woord te gebruiken dat passend is en daarbij aan de naam van de theatergroep, immers ‘de Slagerij’, refereert) en lijdt zeker niet aan anorexia. Een voorstelling zo rijk aan beelden, lagen, referenties, pamfletarische statements, gedachten en ook nog zo Spaans (het Spanje dat massaal de straat op ging tegen de oorlog in Irak en vóór de Europese grondwet stemde, versus het Nederland dat de oorlog steunde en tegen de Europese grondwet stemde) dat ik er bijna duizelig van word. Overvloedig, communicatief, expressief, associatief, intuïtief, vol humor, simpel, complex, vitaal, banaal, een hoop stront, en het doel, mijns inziens, treffend. Ik denk!
Dat is wat ik voel, al drie dagen lang, een vitale energie, die constant vragen van allerlei aard bij mij oproept. Zijn clowns wel zo leuk? Adelt arbeid wel? Is degene die vecht wel de sterkste? Heb ik wel zo weinig macht als sommigen mij willen doen geloven (de anarchistische queeste bij uitstek)? Hoe ver mogen we gaan omwille van het effect als theatraal middel (de bijna dood vis in de kom)? Is alles inderdaad politiek? Is theater politiek? Mag theater stelling nemen? Voor welk publiek is een stuk schokkend of niet? Hoezeer moet je je bewust zijn van je eigen grenzen, als publiek en als theatermaker, bij het kijken naar theater van over de ‘grenzen’? Zijn illusies zinloos? Is er hoop?
Ik zou zo nog lang door kunnen gaan, en wonderlijk, ik word voor het eerst sinds tijden niet wanhopig van zoveel tegelijkertijd opduikende ‘existentiële’ vragen, dat is ook waarom ik het jammer vind dat ik de voorstelling niet snel nog, op z’n minst, een keer zal kunnen zien. Want volgens mij heb ik heel veel gemist.
Verhalen in verhalen, een bijna koortsachtig ritme, het gevoel naar een Amerikaanse actiefilm te hebben gekeken zonder me na afloop leeg te voelen, verwondert mij.
Bij deze voorstelling komt de vorm maximalisme (als tegenhanger van het minimalisme, een richting overigens waar Rodrigo García niet onbekend mee is) bij mij op. Theater van het maximalisme zou ik het dan ook willen noemen.
De films Dogville (hoe gaan we om met buitenstaanders?) en Manderlay (Wat is slavernij?) uit de trilogie van de Scandinaviër Lars von Trier, en het theater dat het Nederlandse gezelschap Hotel Modern maakt (Hoe maak ik grote dingen klein zodat ze heel zichtbaar worden?), die ik beide overigens groots en vernieuwend vind in hun grensdoorbrekende manier van omgaan met het medium waarmee ze werken, hebben eenzelfde effect op mij als deze voorstelling van de Spaanse Rodrigo García, waarin de vraag wellicht speelt; Hoe laat ik heel veel zien, horen zonder de geest tot wanhoop te drijven en toch het denken te tonen en op gang te krijgen? Ze laten alle drie een enorme indruk achter. Alle drie zijn ze ook het resultaat van hun traditie, sociaal politieke context, geschiedenis, landskarakter en alle drie zijn ze ook zo veel meer dan dat. Belangrijke exponenten van het geestrijke Europa?
Hoewel ik neig naar soberheid, minimalisme, besef ik voor het eerst dat dat ook slechts een van de vele uitingsvormen kan zijn van economisch omgaan met middelen. Ik twijfel er steeds meer aan of per definitie economisch denken wel zo goed is. Na het zien van deze voorstelling heb ik toch: overdaad schaadt niet per definitie. Olga B. Cid
Typisch growing up, zo leek me: in de schoenendoos van het verleden gegrabbeld, dat goed uitgedacht, er nog wat randfiguren met de haren en kale koppen bijgesleept, simpel decor, wat muziek en weinig spelers. In dit geval maar eentje.
Eentje die ik wel steeds beter ging begrijpen. Waarom doet-ie nou zo, zo (ik ga niet zeggen hoe, jullie moeten het ook maar merken) - ah daarom dus. Juist.
Ook heeft de utrechtse stadsschouwburg een fototentoonstelling over de schouwburg in bezettingstijd (opgericht in ‘41), toen de NSB er graag in en romdom verbleef. Zitten er nog NSB-ers in de zaal!? Zo letterlijk ging het dus niet, maar de ongemakkelijkheid drong af en toe wel door. De tekst was voor mij het beste van de voorstelling. Dan de muziek. Ik vond het met één speler toch wat mager, teveel hoedje-op-hoedje-af.
Maar ‘t is een welkome aanvulling op de programmering, zo’n stuk.
Ja ‘t is nogal een sprookje he, opa is met pensioen na jarenlang carrière maken in de grote stad, is thuisgekomen en doet zijn geliefde kleindochter eens eventjes het een en ander uit de tentzeilen doeken over vergeven versus vergelden en nog wat liefde ook. Daarbij is de ouwe man nogal ongeduldig, mogelijk omdat-ie nog een toneelstuk moet maken en z’n zaakjes op het droge regelen en nou verdomt die kleine meid (of klein, nou ja klein oké, maar jong - nee) het om de hele tijd braaf op te letten.
Goed, onze aandacht heeft-ie, Prospero de ongeduldige alwetende vertelmeneer. Dat gaat helemaal goed, met Prospero en ons. Net zo goed als dat z’n luchtgeestje Ariël ons in haar macht heeft. Dat doen ze goed.
De rest van de personages moet ik in één zinnetje wel af kunnen doen, om het stuk recht te doen - ze spelen wat er staat en dat is het wel zo’n beetje.
O, bijna vergeten om die Gonzalo nog een pluimpje te geven, die maakt er nog iets meer van; die mag z’n eigen zin hebben.
De eetscène was goed trouwens, origineel vooral. Ja. En de abrupte, lompe manier waarop het gezelschap afscheid nam van Prospero mocht er ook zijn.
Beste Appel, ‘t was al met al wel wat simpel hoor. Ik had me meer voorgesteld van onze eerste kennismaking.
Maar wie weet…
Heel erg goed.
Na een tergende gefalsificeerde start komt er een verhaal op gang over een groep Parijse vrienden die de vriend van een vriend die soldaat is gaan helpen zijn arm te breken. Doel van deze actie is om hem de oorlog in Algerije te besparen. Schrijver Georges Perec trekt alle registers open om ons geen enkel detail van deze geschiedenis te besparen. En zo stapelt zich een berg aan idiote voorvallen, halve waarheden en veel herhalingen op, met als teneur dat oorlog smerig is, maar dat erover praten niet altijd helpt.
Martijn Nieuwerf is wat je noemt een begenadigd verteller. De paginalange zinnen met onvoorstelbare kronkels, woordgrappen en uitwijdingen rolden volkomen vanzelfsprekend uit zijn mond, en zo zuigt hij je dit epos in tot je bijna treurig wordt van zoveel hilariteit. Hij brengt je in verwarring door ironie en oprechtheid, citaten en verzinsels, en realisme en totale nonsens door elkaar te mixen.
De sfeer in de Nes was met Onomatopee en Husbands and Wives overigens top, en de volle Blincker bewees dat er over dit soort theater langer valt na te praten dan over wat op het rode-pluche te zien is.
Wat een belevenis!
In het begin dacht ik enkel o jee wat is dit? Muziek met dan af en toe een zin? Het duurde erg lang voordat ik er van begon te genieten (misschien kwam dat door de slechte timing in het begin?) maar eens het echt op gang kwam was het niet meer te stoppen! Zelfs toen er een toch wel erg nadrukkelijke brandgeur hing kon ik maar enkel denken, wacht nog even met evacueren, ik wil weten hoe het afloopt..
Tranen van het lachen en later tranen omdat het zo erg mooi was allemaal. En het beeld van een op één pump lopende Els Dottermans zal me nog lang bij blijven.
Erg mooi spel, prachtige muziek en een erg rake tekst.
Een geweldige start van een hopelijk even geweldig theaterseizoen!
Fantastisch. Eerst hoor je door een koptelefoon een stem je toespreken terwijl je in de Rotterdamse schouwburg wacht. Je wordt gevraagd op te staan en vanaf dan begint er letterlijk en figuurlijk een trip doorheen ruimte en tijd. Een TV-bril waarmee je 360° in het rond kan kijken geeft je het gevoel dat je in het hier en nu rondloopt terwijl het vooraf opgenomen beelden en teksten zijn. Je begint te twijfelen aan je zintuigen, je weet zelfs niet meer hoe je ze direct moet gebruiken. Je bent er achteraf een half uur niet goed van en dan moet je weer het echte leven in. Eén minpuntje omdat de tekst en het verhaal soms de technologie niet echt ondersteunen maar de ervaring op zich is het bezoeken meer dan waard. en voor de mensen die het nog willen zien: in Amsterdam staat het nog in de Brakke Grond gedurende een week.
Het Paperclips-project? Zei mij ook niks. Sinds gisteravond weet ik dat het begon toen een leerling van de Whitwell Middle School in Tennessse tijdens een les over de holocaust aan docent Linda Hooper vroeg: ‘What does six million look like?’ Sinds gisteravond weet ik nog iets. Dat theatermaakster Laura van Dolron (concept, tekst en regie) met ‘Lieg ik soms?’een heel intelligente, maar toch luchtige en humoristische voorstelling heeft gemaakt. Het toneelbeeld is erg sober, dat is jammer, alleen pratende acteurs. Toch is het, hoe zal ik het zeggen, een heel goede, lekker brutale en uitdagende voorstelling. Eerst vertellen de acteurs (Jeroen De Man, Martijn de Rijk en Joris Smit) op cabareteske manier het verhaal over de Amerikanen en hun zes miljoen paperclips. Oei, zo zouden wij niet met zo’n thema durven omgaan, denken we dan als publiek. Inmiddels spelen de acteurs dat ze uit hun rol stappen en elkaar indringende vragen stellen bij wat ze staan te doen. Zijn jouw gevoelens dan soms wel oprecht? Wat is eerlijkheid, wat is waarheid? Wij als publiek worden verleid ons af te vragen wat in die teksten hun eigen inbreng is. ‘Welke leugen wil je horen, een andere?’, zouden ze daarop dan waarschijnlijk antwoorden. Het aandachtspunt verschuift ondertussen van de verschillende manieren om met de holocaust om te gaan naar de oprechtheid van de motieven waarmee de voorstelling is gemaakt. En uiteindelijk - als de voorstelling die begon met een beroep op ons verstand toch stiekem bij ons gevoel is beland - naar de manier waarop we allemaal, ook wij in de zaal, voortdurend aandacht voor onszelf vragen, maar dat wel proberen te verbergen. Ik ben onder de indruk. Laura van Dolron. Daar wil ik wel wat meer van zien.
Oei, dat is geen goeie seizoensstart. Boe wat een ratje toe van mimeexpressie. Decor lijkt leuk, maar wordt helemaal dood gespeeld; op alle bankje moet even gezeten worden aan alle paaltjes even gefrut. Waar ging die rare sexuele opwinding in godsnaam over. Waarom al die talen bij/door elkaar? Alles werd drie keer geillustreerd, decor+spel+soundscape. Even werd ‘t intrigerend, wat had ze allemaal bij zich in dat tasje? He een gewei (zie boven), kleine intrigerende spullies, dat boeit meer dan een paaldans
Vooral het woordje ‘tapdans’ trok mijn aandacht en deed me besluiten om de voorstelling te gaan bekijken. Het was even wennen om iemand zo gestoord te zien doen in een metro, decor was trouwens best goed. Eerst kon ik me zelf nog wel erin herkennen (de rare gewoontes), maar het werd een beetje eng toen het wat overdreven werd, de dwangneuroses. Tegelijkertijd kreeg ik wel medelijden. Die overdrevenheid was wel nodig om het een beetje pakkend te maken. De tapdans kan geschrapt worden, zelfs de shuffle mislukte. Ik heb ook de dwangneurose om te tappen, maar ik blijf in de maat en ik kan het. Had die tapdans achterwege gelaten.